Ruige dwergvleermuis (Pipistrellus nathusii)

Ecologie

De ruige dwergvleermuis is een bewoner van holtes en spleetvormige ruimten in bomen, ook wel in gebouwen. Het is een sterk migrerende soort met de belangrijkste kraamgebieden in Noordoost-Europa. De overwinteringsgebieden bevinden zich vooral in West-Europa. De jaarlijkse migratie wordt vrijwel alleen door vrouwtjes ondernomen. Mannetjes blijven jaarrond aanwezig, voornamelijk in de overwinteringsgebieden. Paring vindt plaats in kleine paargroepen (harem), voornamelijk in migratiegebieden en overwinteringsgebieden. Nederland is migratiegebied en overwinteringsgebied. Er is slechts één keer met zekerheid een kraamkolonie in Nederland vastgesteld (Limpens e.a. 1997).

Kraamverblijfplaaten (20-200 dieren) zijn vooral bekend uit Noord-oost Europa en worden vaak aangetroffen in houten gevels van gebouwen. Van temperaturen in kraamverblijfplaatsen is niet veel bekend, maar bij een kraamkolonie in een schuur in Zuid-Duitsland lagen voorkeurstemperaturen tussen de 34 en 40 C. (Gelhaus & Zahn. 2010). Zomerverblijfplaatsen en paarplaatsen worden vaak aangetroffen in allerlei kleine spleetvormige ruimtes in bomen en gebouwen. Ruige dwergvleermuizen overwinteren individueel of in kleine groepjes in bomen en gebouwen, maar ook in houtstapels en rotsspleten.

Gebruik van kasten

Algemeen

De ruige dwergvleermuis heeft een voorkeur voor platte kasten met een nauwe binnenruimte van 2-2,5 cm, maar hij wordt ook wel in bolle kasten en vogelkasten aangetroffen. In paargebieden kan de vraag naar verblijfplaatsen zo groot zijn dat ze ook al gebruik maken van zeer kleine spleten in bomen en ook zeer kleine kasten*. Er is geen voorkeur voor hout of houtbeton waargenomen. Waar ruige dwergvleermuizen voorkomen behoort de soort tot de eerste gebruikers van vleermuiskasten, vaak al binnen 1-2 jaar.

Kraamverblijfplaatsen

Onderzoek met vleermuiskasten in Litouwen laat zien dat de ruige dwergvleermuis ook kasten als kraamverblijfplaats gebruikt (Baranauskas e.a. 2011). Kraamgroepen werden al snel gevonden in aan bomen en palen gemonteerde grote kasten met meervoudige compartimenten (3-compartimentenmodel, afgeleid van BCI Nursery House) en in bolle kasten. De meeste kraamgroepen bevonden zich in de 3- compartimenten kasten, met een groepsgrootte van 60-200 dieren. In bolle kasten was de kraamgroep niet groter dan 50 dieren. Kleine platte kasten werden niet door kraamgroepen gebruikt.

Winterverblijfplaatsen

Soms brengen individuele dieren of kleine groepjes zachte winters door in kasten met weinig bufferwaarde (Twisk, 2006 / van der Kuil 2008, 2010 / Meschede e.a. 2000). De ruige dwergvleermuis lijkt daarbij wel wat winterharder dan de gewone dwergvleermuis, maar hij zoekt bij strenge vorstperioden toch andere plaatsen op.

Paarverblijfplaatsen

Waarnemingen van paargroepen of alleen verblijvende seksueel actieve mannetjes in vleermuiskasten zijn in typische paargebieden van ruige dwergvleermuizen zeer algemeen. In Nederland liggen deze paargebieden voornamelijk in Noord- en West- Nederland en in rivierdalen. Bij onderzoeken met kasten in die gebieden worden meestal vrijwel alleen ruige dwergvleermuizen in de kasten aangetroffen, ook als andere soorten wel degelijk in het gebied aanwezig zijn (Twisk, 2006).

Zomerverblijfplaatsen

Kasten die als paarverblijfplaats worden gebruikt zijn vaak jaarrond door een mannetje in gebruik. Soms treedt clustering van mannetjes op (Limpens e.a. 1997). In een paar- en migratiegebied is ook waargenomen dat in het vroege voorjaar grote groepen vrouwtjes in kleine platte kasten clusterden (Twisk, 2006).

*in een experiment werden zelfs opgehangen sigarenkistjes als paarplaats in gebruik genomen (mondelinge mededeling Theo Douma).

 

Ruige dwergvleermuizen in Schwegler F2 vleermuiskast.

Potentie-analyse

Vleermuiskasten lijken in vrijwel alle verblijfplaatsfuncties van ruige dwergvleermuizen te kunnen voorzien. De acceptatie van grote houten vleermuiskasten met meerdere compartimenten komt mogelijk voort uit het traditioneel gebruik van bomen en houten gevels van gebouwen. Van grote platte gevelkasten mag eenzelfde gebruik worden verwacht.

Inbouwkasten en overwinteringskasten met hoge bufferwaarden lijken in potentie ook geschikt als winterverblijfplaats.